De boekhoudwetgeving legt sinds 1975 de verplichting op om af te schrijven op alle materiële en immateriële vaste activa, zoals bv. wagens, machines, bureelmateriaal, etc. De regels worden strenger vanaf 1 januari 2020.
a) verplichte proratering van de annuïteit
De afschrijvingspercentages worden bepaald in functie van de economische gebruiksduur van het
actiefbestanddeel. Dit is vaak en
feitenkwestie. Zo oordeelde het Hof van Beroep te Antwerpen dat een Porsche
Cayenne niet op 5 maar op 7 jaar moet worden afgeschreven.
Heeft het tijdstip
waarop de investering plaatsvindt invloed op het bedrag van de afschrijving
? We lichten dit toe aan de hand van
een eenvoudig praktijkvoorbeeld.
Veronderstel dat uw vennootschap (met een boekjaar dat
samenvalt met het kalenderjaar) bijvoorbeeld een machine van 100.000 euro koopt
op 15 december 2019, die normaliter een gebruiksduur van 4 jaar heeft. Mag dan voor het boekjaar een afschrijving
van 25.000 (25 % van 100.000 euro) in kosten genomen worden, of moeten we dit
bedrag prorateren.
Zogenaamde “kleine” vennootschappen in de zin van artikel
1:24 WVV, konden inderdaad een volledige annuïteit ten laste leggen van het
resultaat van 2019. Werd die investering
evenwel gedaan door een “grote” vennootschap, dan moest de afschrijving
geprorateerd worden, dus 25.000 x 16/365 = 1.096 euro.
Voor alle vanaf 1 januari 2020 gedane investeringen zullen alle vennootschappen verplicht moeten prorateren
Ter herinnering: Volgens artikel 1:24 WVV is een vennootschap “klein” wanneer zij voor het
laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van voornoemde criteria
overschrijdt:
- jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50
- jaaromzet, exclusief BTW : 9.000.000 euro
- balanstotaal : 4.500.000 euro
Maar de vennootschap verliest haar statuut van “kleine” vennootschap pas als zij gedurende twee achtereenvolgende boekjaren meer dan één criterium overschrijdt.
b) Degressieve afschrijvingen
Ook degressieve afschrijvingen werden fiscaal aanvaard voor de meeste
activa , met uitsluiting van (onder meer) personenwagens of wagens voor dubbel
gebruik. Bij een degressieve
afschrijving mag een dubbele lineaire afschrijving ten laste van het resultaat
gelegd worden. We gaan terug naar het voorbeeld. Indien voor het belastbaar tijdperk 2019 werd
geopteerd voor een degressieve afschrijving kan 2 x 25.000 euro ten laste
worden gelegd van het resultaat.
Voor alle na 1 januari 2020 verrichte investeringen zal niet langer gebruik kunnen gemaakt worden van degressieve afschrijvingen in de vennootschapsbelasting.
c) Afschrijvingen aan 120%
Voor hiernavolgende investeringen kon men zelfs afschrijven op een hogere
waarde dan de aanschaffingswaarde, namelijk op 120 % van de
aanschaffingswaarde.
Dit was het geval voor:
- elektrische
voertuigen
- De kosten die specifiek zijn gedaan of gedragen om het gebruik van de fiets door
personeelsleden voor hun verplaatsingen in het kader van het woonwerkverkeer
aan te moedigen in de mate dat deze gedaan of gedragen zijn om een onroerend goed te verwerven, te bouwen, te
verbouwen dat bestemd is voor het stallen van fietsen tijdens de werkuren van
de personeelsleden of voor het ter beschikking stellen van een kleedruimte of
sanitair, al dan niet met douches, fietsen en toebehoren te verwerven, te
onderhouden en te herstellen die ter beschikking worden gesteld van de
personeelsleden.
- De
vervoersmiddelen waarmee het collectief vervoer van personeel van de plaats van
tewerkstelling naar de woonplaats.
Vanaf 1 januari 2020 verdwijnt deze gunstregeling, en kan nog slechts worden afgeschreven op 100 % van de aanschaffingswaarde.
Voor meer info kan je steeds terecht bij ons op kantoor.