Btw-vrijstelling (para)medische handelingen niet enkel voor gereglementeerde beroepen

De wet van 26 december 2015 voerde voor de btw-vrijstelling voor paramedische beroepen de voorwaarde in dat het moet gaan om een erkend paramedisch beroep en dat de vrijstelling enkel van toepassing is op de behandelingen welke opgenomen zijn in de RIZIV-nomenclatuur (artikel 44, § 1, 3° Wbtw). Daarnaast werden de prestaties met een louter esthetisch doel die worden verricht door artsen, tandartsen en kinesisten, in principe van de btw-vrijstelling uitgesloten (artikel 44, § 1, 1°, 2de lid Wbtw).

Bij het Grondwettelijk Hof werden diverse verzoeken tot nietigverklaring van deze regeling (artikelen 110, 111 en 112 van de wet van 26 december 2015) ingediend door:

  • Belgisch Syndicaat van Chiropraxie en Bart Vandendries (rol nr. 6429);
  • de erkende beroepsvereniging  ‘Belgisch Unie van Osteopaten’ en anderen (rol nr. 6462);
  • de bvba ‘Plast.Surg.’ en anderen (rol nr. 6464);
  • de vzw ‘Belgian Society for Private Clinics’ en anderen (rol nr. 6465).

Het Grondwettelijk Hof stelde in deze zaken drie prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie. Dat heeft nu beslist dat de btw-vrijstelling voor medische prestaties niet beperkt mag worden tot de door de Belgische wetgeving gereglementeerde beroepen.

Niet enkel voor gereglementeerde beroepen

De lidstaten beschikken over een beoordelingsvrijheid bij de omschrijving van de beroepen waarvan de medische verzorging van btw is vrijgesteld, in het bijzonder bij de bepaling welke kwalificaties voor de uitoefening van deze beroepen vereist zijn. Zij moeten daarbij ervoor zorgen dat die vrijstelling enkel geldt voor medische verzorging die een voldoende kwaliteitsniveau heeft en waken over de fiscale neutraliteit.

Omdat er naast de loutere reglementering van het beroep nog andere  doeltreffende methoden denkbaar zijn voor de controle van die beroepskwalificaties, is de btw-vrijstelling niet voorbehouden aan de beoefenaars van een door de wetgeving van de betrokken lidstaat gereglementeerd beroep. Bovendien is dat reglementaire kader slechts één van de vele elementen waarmee rekening gehouden moet worden om te bepalen of een btw-plichtige de vereiste beroepskwalificaties bezit om die vrijstelling te genieten.

Geen overgangsregeling

De ministerraad had het Grondwettelijk Hof gevraagd om in het geval van een eventuele vernietiging van de wijziging aan het Wbtw van de btw-vrijstelling voor paramedische beroepen, de gevolgen van die vernietigde bepaling toch tijdelijk in stand te houden tot onze wetgeving in overeenstemming is gebracht met de btw-richtlijn. Maar het Europese Hof verbiedt ons Grondwettelijk Hof aan die vraag een positief gevolg te geven.

Geneesmiddelen bij esthetische ingrepen

De plastische chirurgen kaartten dan weer het verschil aan tussen de btw-tarieven voor medicijnen die verstrekt worden enerzijds in het kader van een esthetische ingreep of behandeling (21%) en anderzijds bij een therapeutische ingreep of behandeling (6%).

Hier beschikken de lidstaten over de bevoegdheid om het verlaagd btw-tarief voor te behouden voor bepaalde specifieke farmaceutische producten of medische hulpmiddelen, zolang de neutraliteit wordt gerespecteerd (gelijke behandeling van soortgelijke goederen die met elkaar concurreren). Volgens het Hof wordt die neutraliteit niet geschonden door een verschil in btw-tarief naargelang een therapeutisch of een esthetisch doel omdat er in dit geval sprake is van twee duidelijk gescheiden vormen van concreet gebruik die uit het oogpunt van de gemiddelde consument niet aan dezelfde behoefte beantwoorden.

Bron: De Btw-lijn, HvJ, C-597/17, Belgisch Syndicaat van Chiropraxie e.a., 27 juni 2019

Overbruggingsrecht voor zelfstandigen verdubbelt

Zelfstandigen die in een moeilijke periode zitten, kunnen in bepaalde situaties genieten van een overbruggingsrecht. Dit betekent dat ze gedurende een beperkte periode financiële hulp kunnen krijgen en het recht op geneeskundige verzorging en ziekte-uitkeringen behouden. Met ingang vanaf 1 juli 2019 wordt het overbruggingsrecht aanzienlijk uitgebreid ten voordele van zelfstandigen. De voorwaarden die men dient te voldoen om te mogen genieten van dit recht worden ook versoepelt.

Gedwongen onderbreking

Een van de gevallen waarin de zelfstandigen kunnen genieten van een overbruggingsrecht is het geval waarin zij hun activiteit gedwongen moeten onderbreken door omstandigheden onafhankelijk van hun wil. De voorwaarden waaronder zij in dit geval van het recht kunnen genieten, versoepelen. Het kan voortaan ook bij beschadiging van de professioneel gebruikte gebouwen of uitrustingen, zelfs als die niet is veroorzaakt door een derde. Enige voorwaarde is dat de beschadiging de zaken onbruikbaar moet maken voor de uitgeoefende activiteit. Van een vernieling van gebouwen of uitrusting is geen sprake meer.Ook een beslissing van een derde economische actor of een gebeurtenis met economische impact kan tot een gedwongen onderbreking leiden en voortaan recht geven op een overbruggingsrecht. Het kan bv. gaan om het wegvallen van een grote klant, een sectorale crisis of langdurige wegenwerken.

Langer genieten van overbruggingsrecht

Zelfstandigen die al langer actief zijn en in aanmerking komen voor een overbruggingsrecht, kunnen daar voortaan dubbel zolang van genieten.Basisprincipe is en blijft dat het overbruggingsrecht – bekeken over een volledige beroepsloopbaan – in principe beperkt is tot een financiële uitkering gedurende 12 maanden en het behoud van sociale rechten gedurende 4 kwartalen. De zelfstandigen kunnen meerdere keren van het overbruggingsrecht genieten, zolang deze maximale termijn niet overschreden wordt.Maar voor zelfstandigen die een minimale loopbaan van 15 jaar (60 kwartalen) kunnen voorleggen, is er een voordeliger regeling. Zij kunnen een uitkering krijgen gedurende 24 maanden en sociale rechten behouden gedurende 8 kwartalen. Ze moeten dan wel gedurende 60 kwartalen bijdragen betaald hebben die pensioenrechten opbouwen. Per feit waarvoor het overbruggingsrecht kan toegekend worden (bv. het faillissementsvonnis, de stopzetting van de activiteit…) blijft de maximale duur wel beperkt tot 12 maanden en 4 kwartalen.

Inwerkingtreding

De nieuwe wet van 2 mei 2019 treedt in werking op 1 juli 2019 en is van toepassing op alle feiten die vanaf dan plaatsvinden.

Bron: Wet van 2 mei 2019

Toch nog even wachten met de aankoop van een nieuwe fiets?

Deze week wordt er in de kamer gestemd voor twee wetsvoorstellen die de aankoop van een fiets nog interessanter maken. Dat een fiets goed is voor de gezondheid en het milieu kunnen we na talloze studies nu wel met zekerheid concluderen. Toch moeten we nog altijd vaststellen dat de aankoop van een kwalitatieve fiets een hoge kost is. Voor dit in een zekere zin te compenseren zijn er twee wetsvoorstellen ingediend, voor de mensen nog meer aan te moedigen voor een fiets aan te kopen.

Eerst en vooral zou men het BTW-percentage van 21% herleiden naar het BTW-percentage van 6%. Dit zou resulteren in een besparing van maar liefst 15% op de aankoop van een nieuwe fiets. Hekelpunt is dat dit wetsvoorstel ook nog moet worden goedgekeurd door de Europese Commissie en ten vroegste in werking zal treden in 2020.

een tweede aanpassing die men wenst te implementeren is van belang voor de personenbelasting. Het voorstel is om een belastingvermindering aan 15% van de aanschaffingswaarde met een maximum van 2.000,00 € euro toe te kennen voor de aankoop van een nieuwe fiets.

  • cijfervoorbeeld 1:
    • aankoopprijs elektrische fiets: 5.000,00 €
    • 5.000,00 € X 15% = 750,00 €
    • U krijgt een belastingvermindering van 750,00 € door de aankoop van uw nieuwe fiets.
  • cijfervoorbeeld 2:
    • aankoopprijs 2 elektrische fietsen: 15.000,00 €
    • 15.000,00 € X 15% = 2.250,00 €
    • 2.250,00 € > 2.000,00 €
    • Uw belastingvermindering wordt beperkt tot 2.000,00 €.

Deze aanpassingen gecombineerd met de andere fiscale voordelen van een fiets maken de fiets een felbegeerd vervoersmiddel. Wij hopen alvast om in de toekomst nog meerdere initiatieven te zien om mensen te stimuleren om voor alternatieve vervoersmiddelen te kiezen.

Bron: de kamer

Afzonderlijke aanslag 5% dan toch niet van toepassing op de bedrijfsleiders bezoldiging?

Uit recente berichten blijkt dat er op 31 maart 2019 een wetsvoorstel is ingediend om deze oneerlijke maatregel te schrappen uit de wetteksten. Het wetsvoorstel heeft alvast de goedkeuring van de commissie financiën. Wel moeten we er nog rekening mee houden dat het nog goedgekeurd moet worden in de plenaire vergadering. Deze goedkeuring wordt eerstdaags verwacht zonder al te veel tegenstribbelingen.

Controversiële regel die op veel kritiek kon rekenen.

De afzonderlijke aanslag van 5% is in het leven geroepen om ondernemers te demotiveren voor een vennootschap op te richten. indien de bedrijfsleider minder dan 45.000,00 euro [75.000,00 euro voor verbonden vennootschappen] uit de vennootschap haalt moet hij 5% afzonderlijke aanslag betalen op het “tekort”. Initieel was de gedachtegang om deze 5% te laten stijgen tot 10% in aanslagjaar 2021, maar dit idee werd al vlug van tafel geveegd. Deze regeling trof sommige kleine kmo’s dubbel zo hard, omdat ze in het geval van te weinig loon niet konden genieten van het verminderd tarief, en daarop kwam dan nog eens een afzonderlijke aanslag van 5%. een dubbele bestraffing die voor velen oneerlijk was.

Voor meer informatie kan u ons altijd vrijblijvend contacteren!

Bron: De kamer

Verlaagd btw-tarief 6% van toepassing voor leveringen van bloemen en planten bij tuinaanleg.

Vanaf 1 april 2019 zal het mogelijk zijn om voor bloemen, planten & bomen die een tuinaannemer in het kader van een tuinaanleg of – onderhoud levert te factureren aan het verlaagde btw-tarief van 6%.

De aanleg van tuinen en het onderhoud ervan is momenteel immers een dienst, in het bijzonder een werk in onroerende staat, die onderworpen is aan het algemeen btw-tarief van 21%. Daardoor zijn ook de daarbij gebruikte materialen en planten onderworpen aan hetzelfde btw-tarief.

Zijn alle werken in de tuin onderworpen aan het btw-tarief 21%?

Indien er aan volgende voorwaarden voldaan worden kan men ook het verlaagd btw-tarief van 6% toepassen.

  • de woning moet ouder dan 10 jaar zijn;
  • de werken moeten betrekking hebben op een privéwoning (of het privégedeelte van een woning);
  • de werken worden rechtstreeks aan de eindgebruiker (eigenaar, huurder) gefactureerd.

“Bepaalde werken die aanpalend zijn aan de woning kunnen genieten van het verlaagd btw-tarief van 6% indien aan alle voorwaarden voldaan zijn.”

Hieronder kan u enkele voorbeelden terugvinden van werken die kunnen uitgevoerd worden een het verlaagd btw-tarief van 6%(rekening houdende dat bovenstaande voorwaarden voldaan zijn.):

  • luifels die bevestigd zijn aan de woning;
  • oprit, afsluitingen, pad of terras die rechtstreeks aan de woning aanpalend zijn;
  • aanleg van een groendak

Voor meer info, kan u altijd vrijblijvend met ons contact opnemen.

Bron: Wet van 27 februari 2019

2019. Het jaar van de digitalisering binnen Fisaccount.

De digitalisering zet zich onverminderd voort. Computers, Smartphones en tablets zijn niet meer weg te denken uit onze samenleving. Ook in een professionele omgeving zijn de voordelen overduidelijk: wie digitaal gaat, werkt sneller en efficiënter. Daarom zetten we bij Fisaccount vol in op digitalisatie.

Bij Fisaccount zetten we al jaren in op het digitaliseren van de werkomgeving. De laatste jaren hebben we verschillende initiatieven opgestart voor de digitalisering van onze werkomgeving. Wij zien deze verandering als een keerpunt binnen onze organisatie om nog efficiënter en doelgerichter te functioneren.

Administratie hoeft geen kwelling te zijn.

Is uw administratie een onoverzichtelijke papierberg of hebt u liever jouw boekingsstukken het hele jaar bij de hand?Bij Fisaccount bieden we u een digitaal alternatief waarmee u eenvoudig documenten oplaadt, facturen goedkeurt en uw archief digitaal beheert. Bovendien kunnen wij, door de digitale documentaanlevering, sneller resultaten opleveren zodat u steeds een up-to-date stand van zaken heeft.

Het voeren van de boekhouding hoeft geen administratieve rompslomp te zijn, met het juiste platform kan je de juiste fundering leggen voor een goede verwerking van jouw administratie.

William Jansegers

Het aangeboden platform is van overal toegankelijk en geeft jou op een gebruiksvriendelijke manier de kans om altijd jouw facturen te raadplegen vanuit de cloud-omgeving.

Als kers op de taart staat er ook een applicatie voor smartphones en tablets ter uwer beschikking om bonnetjes en dergelijke op een makkelijke manier in te brengen in de boekhouding. Elk user-profiel kan ook naar de wensen van de klant worden afgesteld zodat deze meer of minder rechten heeft naargelang het comfort en gebruik van ons platform.

Jaarlijkse meetings ook in een nieuw jasje.

Vanaf dit jaar zullen wij ook inspanningen leveren om onze jaarlijkse besprekingen zo digitaal mogelijk te laten verlopen. Voorafgaand onze besprekingen zullen wij vanaf heden de klant een overzicht bezorgen van de te bespreken aandachtspunten van onze jaarlijkse vergaderingen. Op deze manier kan de klant zich indien gewenst ook constructief voorbereiden op de meetings.

De meeting zelf zal ook deels geprojecteerd worden via smartboard, dit zorgt ervoor dat de dossierverantwoordelijke op een efficiëntere manier de cijfers met jullie kan overlopen. Ook geeft ons dit de mogelijkheid om op een nog meer gedetailleerde manier de cijfers te verduidelijken.

Wij zijn alvast klaar voor de toekomst! Jullie ook?

Voor meer informatie of uitleg over onze digitale aanpak kan u ons altijd vrijblijvend contacteren via jouw persoonlijke dossierbeheerder of op volgende link.

Nieuw vennootschapsrecht goedgekeurd.

Op donderdag 28 februari 2019 heeft de kamer het wetsvoorstel van het nieuwe vennootschapsrecht goedgekeurd. Deze wijzigingen zullen een serieuze verandering betekenen voor het Belgische Vennootschapsrecht.

De meest voorname wijzigingen zijn het terugbrengen van 17 vennootschapsvormen naar 4 vennootschapsvormen en het schrappen van het maatschappelijk kapitaal voor vennootschappen. Door deze wijzigen wordt er nu nog meer belang gehecht aan de samenstelling van een goed financieel plan voor het aanvangsvermogen te bepalen.

Voor meer informatie omtrent deze wijzigingen kan u altijd vrijblijvend met ons contact opnemen.

Bron: De kamer

Toegelicht: de liquidatiereserve.

Wat is de liquidatiereserve?

De liquidatiereserve wordt gevormd door een gedeelte of het geheel van de boekhoudkundige winst na belasting over te boeken naar één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief. De belastingplichtige moet bij zijn aangifte vennootschapsbelasting vanaf het aanslagjaar waarin de liquidatiereserve wordt aangelegd, een opgave toevoegen. In het jaar van aanleg moet er een afzonderlijke aanslag van 10% worden betaald op de aangelegde liquidatiereserve.

Waarom aanleggen?

De liquidatiereserve geeft u de mogelijkheid om dividenden uit te keren aan 15% roerende voorheffing [10% afzonderlijke aanslag bij aanleg + 5% RV bij uitkering dividend.] Wel moet er rekening mee gehouden worden dat u een termijn van 5 jaar moet respecteren vooraleer u kan genieten van dit voordeel.

Ook hebt u de mogelijkheid om de aangelegde liquidatiereserves bij vereffening aan 10% [afzonderlijke aanslag in jaar van aanleg] uit de vennootschap te halen.

Door deze zeer voordelige regeling ziet men een toenemende populariteit voor het gebruik van de liquidatiereserve de laatste jaren. Ook kunnen we in de praktijk helaas concluderen dat deze techniek helaas nog veel genegeerd wordt bij de optimalisatie van vennootschappen.

Kan elke vennootschap een liquidatiereserve aanleggen?

De aanleg van een liquidatiereserve is enkel mogelijk voor vennootschappen die op de grond van artikel 15, § 1 t.e.m. 6, van het W.Venn., als kleine vennootschap worden aanzien.

Indien een kleine vennootschap naargelang van tijd een grootte vennootschap wordt blijven de aangelegde liquidatiereserves in het verleden genieten van de bovengenoemde voordelen.

Liquidatiereserve, interessant of toch soms niet?

Zoals bij vele zaken in de fiscaliteit zijn overal voordelen en nadelen aan gebonden. Bij de liquidatiereserve is dit niet anders.

De toepassing van de liquidatiereserve kan in bijvoorbeeld onderstaande gevallen interessant zijn:

  • Op korte termijn zal er een vereffening plaatsvinden van de vennootschap. Zoals eerder vermeld zal u dan enkel de afzonderlijke aanslag van 10% moeten betalen op de aangelegde liquidatiereserves.
  • U wenst dividenden op korte termijn uit te keren aan 15% [10% afzonderlijke aanslag + 5% roerende voorheffing]
  • u wilt de mogelijkheid geven aan de kandidaat koper van jouw vennootschap om geld op een voordelige manier uit de vennootschap te halen

Ook kan het soms niet voordelig zijn om een liquidatiereserve toe te passen. Onderstaande voorbeelden kunnen u alvast een indicatie geven van minder opportune situaties:

  • De aandeelhouders kunnen nog gebruik maken van grote rekening couranten in hun voordeel, waardoor ze op een fiscaalvriendelijke manier geld uit hun vennootschap kunnen halen.;
  • Indien u in de nabije toekomst grote verliezen verwacht, waardoor uw reserves worden opgeslorpt. In zulke gevallen is het zonde om 10% afzonderlijke aanslag te betalen, aangezien deze voor niets is betaald.
  • De aandelen van uw vennootschap zijn in handen van andere vennootschappen. Deze kunnen de DBI-aftrek toepassen en dividenden kosteloos ontvangen.

Conclusie:

De liquidatiereserve is een interessante denkpiste om geld op een fiscaal voordelige manier uit uw vennootschap te halen. Wel moet je er natuurlijk de kanttekening bij maken dat niet elke situatie opportuun is om van dit stelsel maximaal gebruik te maken.

Ook de uitsluiting van grote vennootschappen zorgen ervoor dat heel wat vennootschappen buiten de boot vallen voor deze optimalisatie toe te passen.

Voor de kleine KMO is dit in vele gevallen natuurlijk een grote opportuniteit om toch een mooie som aan belasting uit te sparen bij een dividendenuitkering of vereffening.

Voor meer informatie kan u altijd met ons contact opnemen voor meer informatie.

VVPR-bis, uitkeren aan 15% roerende voorheffing.

Als men dezer dagen dividenden uitkeert zal dit gebeuren aan het normaal tarief van 30% roerende voorheffing. Toch bestaan er voordeligere manieren om geld uit een vennootschap te halen. één van deze manieren is het VVPR-bis dividend.

Deze regeling staat toe om dividenden uit te keren aan een gunsttarief van 15% roerende voorheffing. Voor van deze regeling te kunnen genieten moet u aan de onderstaande voorwaarden voldoen die opgenomen zijn in Artikel 269, § 2, WIB 92.

  • de vennootschap die deze dividenden uitkeert, een vennootschap is die op grond van de voorwaarden vermeld in artikel 15 van het wetboek van vennootschappen, als kleine vennootschap wordt aangemerkt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de kapitaalinbreng is gedaan;
  • dividenden die voortkomen uit nieuwe aandelen op naam;
  • aandelen die verworven zijn met nieuwe inbrengen in geld;
  • deze inbrengen in geld niet voortkomen uit de verdeling van belaste reserves die overeenkomstig artikel 537, eerste lid, worden onderworpen aan een verlaagde roerende voorheffing zoals bedoeld in datzelfde lid;
  • de inbrengen zijn gedaan vanaf 1 juli 2013;
  • de belastingplichtige moet deze aandelen op naam ononderbroken in volle eigendom behouden vanaf de kapitaalinbreng
  • deze dividenden zijn verleend of toegekend uit de winstverdeling voor het tweede boekjaar of volgende na dat van de inbreng.

Indien het dividend aan bovenstaande voorwaarden voldoet kan men gebruik maken van volgende tarieven:

  • 20% RV voor de dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na dat van de inbreng;
  • 15% RV voor de dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling voor het derde boekjaar en volgende na dat van de inbreng.

De huidige wetgeving die nog van kracht is sloten vennootschappen zonder minimaal maatschappelijk kapitaal uit van de voordelen dat deze maatregel met zich meebrengt, tenzij na de inbreng van het nieuw kapitaal het maatschappelijk kapitaal van die vennootschap minstens gelijk is aan het minimaal maatschappelijk kapitaal van een BVBA, als bedoeld in artikel 214, §1, van het wetboek vennootschappen. Enige uitzondering hierop is de starters-BVBA. (artikel 214, §2)

Heeft de nieuwe wetgeving een positieve impact op het VVPR-bis dividend?

Onder de nieuwe vennootschapswetgeving die er binnenkort zit aan te komen zullen er ook wijzigingen plaatsvinden voor het VVPR-bis dividend. Zoals in een eerder vermeld artikel zullen de wijzigingen omtrent het kapitaal ook een impact hebben op de voorwaarden voor een VVPR-bis dividend toe te kennen.

Door deze wetswijziging die in werking zou treden vanaf 1 mei 2019 zal de fiscale wet ook aangepast worden. In een wetsontwerp dat binnenkort goedgekeurd zal worden, wordt de bepaling dat vennootschappen zonder minimumkapitaal uitgesloten zijn van de VVPR-bis geschrapt.

Voor meer info kan u altijd vrijblijvend met ons contact opnemen.

Bron: De kamer

Wordt de Besloten Vennootschap populairder dan zijn voorganger dé BVBA?

Met het nieuwe vennootschapsrecht in aantocht komt er een einde aan het hoge aantal vennootschapsvormen waaruit men kon kiezen. Deze worden gereduceerd van respectievelijk 17 vennootschapsvormen naar 4 vennootschapsvormen. Door deze grondige herstructurering van het vennootschapsrecht wilt België vereenvoudigen, moderniseren, flexibiliseren én zich aantrekkelijker maken voor buitenlandse investeerders.

De vier overgebleven vormen kunnen we onderverdelen in drie met beperkte aansprakelijkheid en één vennootschapsvorm met onbeperkte aansprakelijkheid. Vandaag bespreken we de opvolger van de BVBA… De BV.

De BV is de opvolger van de zéér populaire BVBA. Door de wetwijzigingen zal deze nieuwe vennootschapsvorm nog meer populairder zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen dan zijn voorganger.
Verschillend van de NV, waar de Belgische wetgever is gebonden aan de kapitaalregels van de Tweede richtlijn, wordt voor de BV vooreerst het concept “maatschappelijk kapitaal” afgeschaft. Het kapitaalconcept opgenomen in de oude ontwerpen voldeden niet meer aan de economische realiteit. Het biedt niet de efficiënte schuldeisersbescherming die men ervan verwachtte, maar confronteert vennootschappen wel met kosten en bureaucratische procedures. Vandaar dat het wordt vervangen door een realistischere en economischere benadering met de nodige zorg en aandacht voor een gezond evenwicht tussen dwingende derdenbescherming en contractuele vrijheid. Door deze wijziging wordt het minimumkapitaal natuurlijkerwijze volledig afgeschaft.
Vanaf nu spreken we dan ook niet meer over kapitaal, maar over eigen vermogen. Dit bestaat dan uit inbrengen van de aandeelhouders, de overgedragen winsten en reserves.

De bovengenoemde minimum kapitaalvereiste wordt vervangen door de vereiste van een toereikend aanvangsvermogen die moet worden toegelicht in een financieel plan dat moet worden overhandigd aan de optredende notaris. Het financieel plan dient volgende elementen te bevatten, die in onderstaande wedsartikel worden toegelicht:

  • Art. 5:4.
  • § 1. Vóór de oprichting van de vennootschap overhandigen de oprichters aan de optredende notaris een financieel plan waarin zij het bedrag van het aanvangsvermogen verantwoorden in het licht van de voorgenomen bedrijvigheid van de vennootschap over een periode van ten minste twee jaar. Dit stuk wordt niet neergelegd met de akte, maar door de notaris bewaard.
  • § 2. Het financieel plan dient minstens volgende elementen te bevatten:
    • 1° een nauwkeurige beschrijving van de voorgenomen bedrijvigheid;
    • 2° een overzicht van alle financieringsbronnen bij oprichting, in voorkomend geval, met opgave van de in dat verband verstrekte zekerheden;
    • 3° een openingsbalans opgesteld volgens het schema bedoeld in artikel 3:3, evenals geprojecteerde balansen na twaalf en vierentwintig maanden;
    • 4° een geprojecteerde resultatenrekening na twaalf en vierentwintig maanden, opgesteld volgens het schema bedoeld in artikel 3:3;
    • 5° een begroting van de verwachte inkomsten en uitgaven voor een periode van minstens twee jaar na de oprichting;
    • 6° een beschrijving van de gehanteerde hypotheses bij de schatting van de verwachte omzet en de verwachte rentabiliteit;
    • 7° in voorkomend geval, de naam van de externe deskundige die bijstand heeft verleend bij de opmaak van het financieel plan.
  • § 3. Bij de opstelling van de geprojecteerde balansen en resultatenrekeningen kan een andere periodiciteit dan deze bedoeld in § 2, 3° en 4° worden gehanteerd op voorwaarde dat de projecties in totaal betrekking hebben op een periode van minstens twee jaar na de oprichting.

Door deze vereiste ziet men dat het belang van een financieel plan in de nieuwe vennootschapswetgeving nog meer wordt aangescherpt en van belang is.

Een andere grote wijziging die men terugvindt in vergelijking met de BVBA is dat men de BV ook kan oprichten door een inbreng van nijverheid, mits het feit dat de andere aandeelhouders dit toelaten. Hierdoor krijgen mensen die minder kapitaalkrachtig zijn de kans voor mee te stappen in een BV. Deze worden op dezelfde manier gewaardeerd als bij een inbrenging in natura. Bij niet naleving van de toegezegde arbeid worden de eraan toegestane aandelen vervallen verklaard.

De oprichting door middel van een authentieke akte is nog steeds van toepassing bij een Besloten Vennootschap [BV]. Ook alle latere wijzigingen zullen worden onderworpen aan een authentieke akte.

Deze ingrijpende aanpassingen zullen er alvast voor zorgen dat de BV een populaire vennootschapsvorm zal zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen.

Voor meer informatie kan u altijd met ons contact opnemen.

Bron: Belgische kamer van volksvertegenwoordigers