Stijging publicatiekosten voor vennootschaps- en verenigingsakten vanaf 1 maart 2019

Vanaf 1 maart 2019 zullen de publicatiekosten voor vennootschaps- en verenigingsakten weer stijgen door een indexering. Dit is op 14 februari 2019 bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

  1. Voor de ondernemingen:
    • een op papier neergelegde oprichtingsakte, 234,20€, exclusief BTW;
    • een elektronisch neergelegde oprichtingsakte, 189,20€, exclusief BTW;
    • een akte tot wijziging, 137,30€, exclusief BTW.
  2. Voor de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen, de organismen en andere rechtsvormen die men kan onderbrengen onder de algemene term “verenigingen”:
    • een op papier neergelegde oprichtingsakte, 162,10€, exclusief btw;
    • een elektronisch neergelegde oprichtingsakte, 117,10€, exclusief btw;
    • een akte tot wijziging, 109,90€, exclusief btw.

U kan de nieuwe bedragen meer gedetailleerd bekijken op deze link.

Bron: Belgisch Staatsblad 14 februari 2019

Sociale bijdragen zelfstandigen 2019

Sociale bijdragen die je moet betalen, zijn een percentage van jouw beroepsinkomsten. Dit percentage verschilt naargelang de bijdragecategorie waaronder je inkomen valt. De definitieve bijdragen worden berekend op je inkomsten van het jaar zelf. De sociale bijdragen van 2019 die je zult betalen worden dus berekend op basis van jouw beroepsinkomsten van 2019.

Aangezien de fiscus jouw beroepsinkomsten van 2019 pas één of twee jaar later kent, zullen tussentijds voorlopige bijdragen worden berekend op basis van jouw beroepsinkomsten van drie jaar voordien. Indien je nog geen zelfstandige was of als startende zelfstandige zullen er wettelijk vastgelegde bedragen moeten worden betaald. Die voorlopige bijdragen worden geregulariseerd naar je definitieve bijdragen zodra de fiscus jouw beroepsinkomsten meedeelt aan jouw sociaal verzekeringsfonds.

Hou ook rekening dat er nog beheerskosten worden gerekend en bijgeteld op onderstaande cijfers.

Overzicht voor alle tabellen kan u terugvinden op volgende link.

Voor meer informatie kan u altijd terecht op de overheidswebsite van het RSVZ of u kan rechtstreeks met ons contact opnemen.

Bron: Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ)

UBO register: uitstel tot 30/09/2019

Vandaag werd bekendgemaakt dat de uiterste datum voor het invullen van het UBO register werd uitgesteld tot 30/09/2019.

U kunt uw uiteindelijke begunstigden nu al registreren door u aan te melden bij
de toepassing op het MyMinFin-portaal(voor burgers) of MyMinfinPro (voor de wettelijke vertegenwoordigers).

Alsook werd er vandaag een bijgewerkte FAQ gepubliceerd omtrent het UBO register.

Bron: financien.belgium.be

Vermindering onroerende voorheffing voor kinderen ten laste aanslagjaar 2019

Elk jaar geeft het Vlaams Gewest een vermindering op de onroerende voorheffing voor de gezinswoning, aan gezinnen met minstens 2 kinderen ten laste. Op basis van het aantal kinderen stijgt de vermindering. Elk jaar worden deze verminderingsbedragen geïndexeerd. De indexering gebeurt t.o.v. het basisjaar 1996. Het indexatie coëfficiënt voor aanslagjaar 2019 bedraagt 1,5085 waarmee de wettelijke bedragen vermenigvuldigd worden. De bedragen voor aanslagjaar 2019 werden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 5 februari 2019.

Indien uw gezin meer dan 10 kinderen omvat, wordt er voor elk extra kind 12,94 € (AJ 19) in vermindering gebracht. Een gehandicapt kind wordt voor de berekening van de vermindering overeenkomstig de bovenstaande tabel gelijkgesteld met 2 kinderen.

Voor aanspraak te maken op deze vermindering moet u aan de volgende twee voorwaarden voldoen:
• Enkel van toepassing voor kinderen die kunnen genieten van de kinderbijslag.
• De kinderen moeten hun domicilie hebben in het huis waarvoor de vermindering wordt verleend.

Deze voorwaarden moeten vervuld voor 1 januari van het aanslagjaar.

Bron: Vlaamse Belastingdienst. – Bericht in verband met de automatische indexering inzake onroerende voorheffing. – Aanslagjaar 2019, BS 5 februari 2019.

Wat verandert er voor uw geld op 1 september?

Attest bedrijfsbeheer.

Een attest bedrijfsbeheer is niet langer verplicht om als zelfstandige te beginnen. Bovendien moeten steeds minder beroepen beroepskennis aantonen.

Het attest verdwijnt op vraag van Europa. België koppelde als enige land zo’n attest aan het starten van een eigen zaak. De Europese Commissie zag daarin een belemmering van het vrije ondernemerschap.

Sinds begin dit jaar moeten kappers, slagers, bakkers, opticiens, traiteurs of begrafenisondernemers niet langer zo’n attest van beroepsbekwaamheid kunnen voorleggen.

Als het Vlaams Parlement het licht op groen zet, is vanaf 1 januari 2019 het attest evenmin vereist voor de resterende elf gereglementeerde beroepen uit de bouwsector. Het gaat onder meer om stukadoors, aannemers, dakwerkers, schrijnwerkers, elektriciens of verwarmingsinstallateurs.

 

Hervorming erfrecht.

Vanaf 1 september heeft u meer vrijheid om over uw nalatenschap te beslissen. Wie geen kinderen heeft kan vrij bepalen aan wie hij wat nalaat.

Ouders kunnen voortaan de helft van hun vermogen geven aan wie ze willen

 

Erven wordt goedkoper.

In Vlaanderen erft de langstlevende partner voortaan tot 50.000 euro aan roerende goederen belastingvrij. De belastingdruk voor verre familie en vrienden wordt verminderd tot max 55%.

In Wallonië wordt het dan weer goedkoper om vastgoed te schenken.

 

Meer solidariteit tussen echtgenoten.

Ook het regels rond de opbouw en verdeling van het vermogen van gehuwden worden grondig vernieuwd. Wie huwt met een scheiding van goederen, kan voortaan een zekere vorm van solidariteit inbouwen. In de bestaande regeling heeft elke partner zijn eigen vermogen en is er bijvoorbeeld geen verrekening bij een echtscheiding als een partner stopte met werken voor de kinderen.

Een andere optie is in het huwelijkscontract een rechterlijke billijkheidsclausule op te nemen. Daardoor kan een rechter een deel van de aanwinsten aan een echtgenoot toewijzen.

Wijzigingen verkooprecht vanaf 1 juni 2018

Op 9 mei 2018 keurde het Vlaams Parlement de aanpassing van het verkooprecht goed (de registratiebelasting die u betaalt bij de aankoop van een onroerend goed). Ze zijn van toepassing op verkopen van onroerende goederen waarvoor de verkoopovereenkomst wordt gesloten vanaf 1 juni 2018. Hoewel het sluiten van de koopovereenkomst soms een feitenkwestie is, gebeurt dat in de meeste gevallen door het akkoord tussen koper en verkoper in de zogenaamde “compromis”. De datum van notariële akte is daarbij dus niet bepalend.

 

Hieronder volgt een oplijsting van de voornaamste wijzigingen :

 

Hervormingen bij de aankoop van de enige gezinswoning:

  • voor de aankoop van de enige gezinswoning bedraagt het tarief voortaan 7%
  • de voorwaarden zijn gebaseerd op de huidige voorwaarden van het gewoon abattement (het moet gaan om een zuivere aankoop, de kopers hebben nog geen andere woning in eigendom, het is de bedoeling om er de hoofdverblijfplaats te vestigen), met volgende aanvullingen:
  • het tarief gezinswoning en de meeneembaarheid kunnen met elkaar gecombineerd worden;
  • het principe inzake causaal verband is van toepassing. Dit betekent dat ook wie al een eigen gezinswoning bezit, toch een nieuwe woning kan aankopen tegen het verlaagd tarief van 7% op voorwaarde dat de huidige gezinswoning binnen een termijn van 1 jaar wordt verkocht;
  • voor gezinswoningen tot en met 200.000 euro, wordt een rechtenvermindering toegekend van 5.600 euro; voor gezinswoningen gelegen in de Vlaamse kernsteden en de Vlaamse Rand rond Brussel wordt het grensbedrag verhoogd tot 220.000 euro.
  • bij ingrijpende energetische renovatie wordt het tarief van 7% extra verminderd met 1% en daalt het dus tot 6%.
  • voor een gezinswoning die een beschermd monument is, bedraagt het tarief 1%, mits 6% investering in behoud van het onroerend erfgoed. Voor andere monumenten blijft de bestaande regeling gelden.

 

Hervormingen van verminderingen en vrijstellingen:

  • Het kadastraal inkomen (KI) verdwijnt als parameter voor het tarief van de registratiebelasting op de aankoop van een woning (Klein beschrijf).
  • De meeneembaarheid blijft behouden; het maximum van 12.500 euro wordt geïndexeerd.
  • Bestaande abattementen verdwijnen (dit zijn concreet : gewoon abattement, bij- en renovatie- abattement).
  • Voor de aankoop van een woning die voor minstens 9 jaar in huur wordt gegeven aan een Sociaal Verhuurkantoor (SVK) bedraagt het tarief eveneens 7%.

Hoe moet men het vruchtgebruik nu waarderen?

Vaak wordt geopteerd om een onroerend goed via een vruchtgebruikstructuur aan te kopen, waarbij de vennootschap het tijdelijk vruchtgebruik aankoopt. Inzake inkomstenbelastingen bestaan er geen wettelijke regels om de waarde van het vruchtgebruik te berekenen inzake inkomstenbelastingen. De laatste jaren aanvaarde zowel de fiscus als de Rulingcommissie
de formule Ruysseveldt- Janssens die steunt op een verdiscontering van de huurwaarde, waarbij de verdiscontering gebeurde met toepassing van de OLO rente, die overeenstemde met de looptijd van het vruchtgebruik. Door de lage interestvoeten gaf deze berekeningswijze soms een vertekend beeld van de werkelijke waarde van het vruchtgebruik. In mei 2016 publiceerde de Rulingcommissie op een slinkse wijze een nieuwe berekeningswijze die steunt op de netto rendementswaarde, die verkregen wordt door de netto huur te delen door de totale verkoopsprijs. De taxatiediensten zouden zich nu ook op deze nieuwe berekeningswijze steunen voor de berekening van de vruchtgebruikwaarde. Recent werd de minister van financiën in de Kamercommissie Financiën en Begroting geïnterpelleerd of deze nieuwe berekeningswijze ook op “oude dossiers” kan worden toegepast. De minister bevestigde dat de nieuwe methode slechts kan gebruikt worden bij controles nadat zij werd gepubliceerd. Men kan van een belastingplichtige niet verwachten dat hij regels toepast die op het moment van de verrichting nog niet bekend zijn (Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2017-2018, CRIV 54 COM 825 d.d. 21 februari 2018, blz. 26, Mondelinge parlementaire vraag nr. 23730 van mevrouw Carina Van Cauter d.d. 21 februari .2018).

Moet U uw bewijsstukken bewaren voor uw beroepskosten ?

Recent deed de rechtbank van eerste aanleg te Brugge inzake het bijhouden van bewijsstukken van beroepskosten (Vonnis van de rechtbank van eerste aanleg West Vlaanderen, afdeling Brugge ,24 oktober 2017). Bij berichten van wijziging van de aangifte met betrekking tot de aanslagjaren 2013 en 2014 werden een aantal kosten verworpen. In tegenstelling met wat de belastingplichtige voorhoudt, blijkt uit de voorliggende stukken niet dat de fiscale administratie tijdens de controle voorafgaand aan de hier betwiste aanslagjaren zou hebben gesteld dat het voor de toekomst niet meer nodig was om bewijsstukken van beroepskosten bij te houden. Het aanvaarden van bepaalde uitgaven voor voorgaande aanslagjaren kon door eisers dan ook onmogelijk worden aanzien als een vaste gedragslijn of als een toezegging of belofte door de fiscale overheid. Er is dan ook geen schending van het vertrouwensbeginsel. Wat de bewijslast conform artikel 49 WIB betreft stelt de rechtbank vast dat er slechts voor een aantal kosten bewijsstukken worden voorgelegd. Voor representatiekosten, communicatiekosten kranten, lidgelden geschenken, verzendingskosten, buitenlandse reizen, bijscholingskosten, bankkosten worden geen bewijsstukken voorgelegd. Uit de berekening van de betwiste aanslag blijkt dat de bedragen aan bewezen kosten lager liggen dan de toegepaste forfaitaire kosten. De rechtbank sluit zich volledig aan bij de gemaakte berekeningen van de fiscale administratie.

Kortom, als U uw kosten bewijst, is het zaak zowel het beroepsmatig karakter als het bedrag te staven.
Indien U hieromtrent vragen hebt, kan U ons steeds contacteren.

Hogere premie voor elektrische en waterstofwagens

De verkoop van elektrische en waterstofwagens komt in Vlaanderen niet echt van de grond. Vorig jaar werden bijna 2.000 elektrische wagens ingeschreven, maar in het totale wagenpark gaat het nog altijd maar over 0,6 procent van de inschrijvingen.
Om de overstap naar zero emissie vervoer extra te stimuleren, past Vlaams minister van Energie Bart Tommelein (Open VLD) het premiestelsel voor elektrische en waterstofwagens aan.

Er was gepland dat de premies voor de aankoop van een elektrische auto de komende twee jaar geleidelijk zouden zakken. Maar die premieverlaging komt er niet. ‘Aangezien het verschil in kostprijs tussen een elektrische wagen en een wagen op fossiele brandstof nog even groot is, hebben we beslist de premie op hetzelfde niveau te houden als vorig jaar’, zegt Tommelein. Ook in 2019 zullen de premies op dat niveau blijven.

Van de meer dan 1.000 premies die de vorige twee jaren werden uitbetaald, ging 43 procent naar de Nissan Leaf en 22 procent naar de Renault Zoë, auto’s in de goedkopere categorieën.

De nieuwe premies zijn er voor alle bestellingen vanaf 1 januari 2018. De hoogte van de premie daalt met de cataloguswaarde.

  • CATALOGUSWAARDE
  • Minder dan 31.000 euro
  • Van 31.000 tot 41.000 euro
  • Van 41.000 tot 61.000 euro
  • Vanaf 61.000 euro
  • PREMIE
  • 4.000 euro
  • 3.500 euro
  • 2.500 euro
  • 2.000 euro

Voor waterstofwagens wordt de tegemoetkoming verhoogd naar 4.000 euro. Die wagens hebben een brandstofcel die hen toelaat op waterstof of methanol te rijden.

Op hoeveel jaar schrijf je zonnepanelen af ?

Recent deed rechtbank van eerste aanleg West Vlaanderen, afdeling Brugge, uitspraak over de afschrijvingstermijn van zonnecepanelen (Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg, West-Vlaanderen, afd. Brugge, dd. 13 februari 2017).
Een vennootschap wou de zonnepanelen afschrijven op 5 jaar maar volgens de fiscus moet dit 20 jaar zijn. Afschrijvingen worden steeds geacht worden de materiële (slijtage) en economische waardevermindering te vertegenwoordigen. Voor de bepaling van de waardevermindering moet dan ook noodzakelijkerwijze rekening worden gehouden met de normale gebruiksduur van de actiefbestanddelen. De bewijslast van de werkelijke waardevermindering in het belastbare tijdperk van de gebruikte activa berust bij de vennootschap.

De belastingplichtige onderbouwt op geen enkele wijze zijn stelling dat de werkelijke gebruiksduur van slechts vijf jaar zou zijn, hoewel hij de bewijslast draagt.

Indien u er vragen over heeft, of hiervan gebruik wil maken, contacteer ons dan.