Hoe moet men het vruchtgebruik nu waarderen?

Vaak wordt geopteerd om een onroerend goed via een vruchtgebruikstructuur aan te kopen, waarbij de vennootschap het tijdelijk vruchtgebruik aankoopt. Inzake inkomstenbelastingen bestaan er geen wettelijke regels om de waarde van het vruchtgebruik te berekenen inzake inkomstenbelastingen. De laatste jaren aanvaarde zowel de fiscus als de Rulingcommissie
de formule Ruysseveldt- Janssens die steunt op een verdiscontering van de huurwaarde, waarbij de verdiscontering gebeurde met toepassing van de OLO rente, die overeenstemde met de looptijd van het vruchtgebruik. Door de lage interestvoeten gaf deze berekeningswijze soms een vertekend beeld van de werkelijke waarde van het vruchtgebruik. In mei 2016 publiceerde de Rulingcommissie op een slinkse wijze een nieuwe berekeningswijze die steunt op de netto rendementswaarde, die verkregen wordt door de netto huur te delen door de totale verkoopsprijs. De taxatiediensten zouden zich nu ook op deze nieuwe berekeningswijze steunen voor de berekening van de vruchtgebruikwaarde. Recent werd de minister van financiën in de Kamercommissie Financiën en Begroting geïnterpelleerd of deze nieuwe berekeningswijze ook op “oude dossiers” kan worden toegepast. De minister bevestigde dat de nieuwe methode slechts kan gebruikt worden bij controles nadat zij werd gepubliceerd. Men kan van een belastingplichtige niet verwachten dat hij regels toepast die op het moment van de verrichting nog niet bekend zijn (Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2017-2018, CRIV 54 COM 825 d.d. 21 februari 2018, blz. 26, Mondelinge parlementaire vraag nr. 23730 van mevrouw Carina Van Cauter d.d. 21 februari .2018).

Moet U uw bewijsstukken bewaren voor uw beroepskosten ?

Recent deed de rechtbank van eerste aanleg te Brugge inzake het bijhouden van bewijsstukken van beroepskosten (Vonnis van de rechtbank van eerste aanleg West Vlaanderen, afdeling Brugge ,24 oktober 2017). Bij berichten van wijziging van de aangifte met betrekking tot de aanslagjaren 2013 en 2014 werden een aantal kosten verworpen. In tegenstelling met wat de belastingplichtige voorhoudt, blijkt uit de voorliggende stukken niet dat de fiscale administratie tijdens de controle voorafgaand aan de hier betwiste aanslagjaren zou hebben gesteld dat het voor de toekomst niet meer nodig was om bewijsstukken van beroepskosten bij te houden. Het aanvaarden van bepaalde uitgaven voor voorgaande aanslagjaren kon door eisers dan ook onmogelijk worden aanzien als een vaste gedragslijn of als een toezegging of belofte door de fiscale overheid. Er is dan ook geen schending van het vertrouwensbeginsel. Wat de bewijslast conform artikel 49 WIB betreft stelt de rechtbank vast dat er slechts voor een aantal kosten bewijsstukken worden voorgelegd. Voor representatiekosten, communicatiekosten kranten, lidgelden geschenken, verzendingskosten, buitenlandse reizen, bijscholingskosten, bankkosten worden geen bewijsstukken voorgelegd. Uit de berekening van de betwiste aanslag blijkt dat de bedragen aan bewezen kosten lager liggen dan de toegepaste forfaitaire kosten. De rechtbank sluit zich volledig aan bij de gemaakte berekeningen van de fiscale administratie.

Kortom, als U uw kosten bewijst, is het zaak zowel het beroepsmatig karakter als het bedrag te staven.
Indien U hieromtrent vragen hebt, kan U ons steeds contacteren.

Hogere premie voor elektrische en waterstofwagens

De verkoop van elektrische en waterstofwagens komt in Vlaanderen niet echt van de grond. Vorig jaar werden bijna 2.000 elektrische wagens ingeschreven, maar in het totale wagenpark gaat het nog altijd maar over 0,6 procent van de inschrijvingen.
Om de overstap naar zero emissie vervoer extra te stimuleren, past Vlaams minister van Energie Bart Tommelein (Open VLD) het premiestelsel voor elektrische en waterstofwagens aan.

Er was gepland dat de premies voor de aankoop van een elektrische auto de komende twee jaar geleidelijk zouden zakken. Maar die premieverlaging komt er niet. ‘Aangezien het verschil in kostprijs tussen een elektrische wagen en een wagen op fossiele brandstof nog even groot is, hebben we beslist de premie op hetzelfde niveau te houden als vorig jaar’, zegt Tommelein. Ook in 2019 zullen de premies op dat niveau blijven.

Van de meer dan 1.000 premies die de vorige twee jaren werden uitbetaald, ging 43 procent naar de Nissan Leaf en 22 procent naar de Renault Zoë, auto’s in de goedkopere categorieën.

De nieuwe premies zijn er voor alle bestellingen vanaf 1 januari 2018. De hoogte van de premie daalt met de cataloguswaarde.

  • CATALOGUSWAARDE
  • Minder dan 31.000 euro
  • Van 31.000 tot 41.000 euro
  • Van 41.000 tot 61.000 euro
  • Vanaf 61.000 euro
  • PREMIE
  • 4.000 euro
  • 3.500 euro
  • 2.500 euro
  • 2.000 euro

Voor waterstofwagens wordt de tegemoetkoming verhoogd naar 4.000 euro. Die wagens hebben een brandstofcel die hen toelaat op waterstof of methanol te rijden.

Op hoeveel jaar schrijf je zonnepanelen af ?

Recent deed rechtbank van eerste aanleg West Vlaanderen, afdeling Brugge, uitspraak over de afschrijvingstermijn van zonnecepanelen (Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg, West-Vlaanderen, afd. Brugge, dd. 13 februari 2017).
Een vennootschap wou de zonnepanelen afschrijven op 5 jaar maar volgens de fiscus moet dit 20 jaar zijn. Afschrijvingen worden steeds geacht worden de materiële (slijtage) en economische waardevermindering te vertegenwoordigen. Voor de bepaling van de waardevermindering moet dan ook noodzakelijkerwijze rekening worden gehouden met de normale gebruiksduur van de actiefbestanddelen. De bewijslast van de werkelijke waardevermindering in het belastbare tijdperk van de gebruikte activa berust bij de vennootschap.

De belastingplichtige onderbouwt op geen enkele wijze zijn stelling dat de werkelijke gebruiksduur van slechts vijf jaar zou zijn, hoewel hij de bewijslast draagt.

Indien u er vragen over heeft, of hiervan gebruik wil maken, contacteer ons dan.

Zijn de interesten voor een lening tot financiering van een kapitaalvermindering of dividenduitkering aftrekbaar ?

In 2016 stelde de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen dat de interesten die een vennootschap betaalde aan moedervennootschap fiscaal niet aftrekbaar waren als beroepskost. Dergelijke kost was niet aftrekbaar omdat ze niet gedaan werd om inkomsten te behouden of te verwerven  (Rb. Antwerpen, 29 juni 2016).  Recent kwam ook het hof van beroep te Gent tot een gelijkaardige conclusie (Gent, 9 ianuari 2018).

Kortom, er wordt duidelijk een signaal gegeven door de rechtspraak. Indien u er vragen over heeft, of hiervan gebruik wil maken, contacteer ons dan.

Mag de fiscus al uw electronische betalingen controleren ?

Volgens vaststaande (cassatie)rechtspraak mag de fiscus de betalingen via electronische kanalen nakijken. Dit valt niet onder het bankgeheim. In een recente uitspraak heeft de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (Rb. Antwerpen, 2 februari 2018) dit recht toch enigszins beperkt.  Volgens de rechtbank van eerste aanleg kan het niet door de beugel dat de Administratie bij een ‘derde’ gegevens opvraagt waarvan ‘voor een zeer groot deel’ al op voorhand ernstig kan worden betwijfeld of zij ook maar ‘enige fiscale relevantie’ zullen hebben. Om die reden vindt de rechtbank dat de Administratie haar boekje te buiten is gegaan door bij een aantal vennootschappen die elektronische betalingen met betaalkaarten verwerken, ‘alle’ transactiegegevens met buitenlandse betaalkaarten op te vragen die betrekking hebben op een bepaalde periode (Rb. Antwerpen 2 februari 2018, drie vonnissen).

Kortom, denk niet dat electronisch bankieren buiten het zicht van de fiscus plaatsvindt.

Indien U er meer wenst over te weten, kan U ons steeds contacteren.

Hoe hoog moet de bezoldiging van een bedrijfsleider anno 2018 zijn om van het 20 % tarief vennootschapsbelasting te kunnen genieten ?

Om van het nieuwe verlaagde tarief vennootschapsbelasting van 20% te kunnen genieten is onder meer vereist dat aan te minste één bedrijfsleider een bezoldiging ten minste een bezoldiging van 45.000 euro toekennen. De minimumbezoldiging van een zaakvoerder stijgt van 36.000 naar 45.000 euro. Indien die lager is, moet ze ten minste gelijk zijn aan het belastbaar resultaat van de vennootschap. Aangezien de 50/50-regel niet gewijzigd werd, kan de bezoldiging gelijk zijn aan de helft van de winst van de onderneming.
In antwoord op een recente parlementaire vraag bevestigde de Minister van Financiën dat de minimumbezoldiging die moet worden uitgekeerd, moet worden bepaald aan de hand van het belastbare resultaat van de vennootschap vóór aftrek van de bezoldiging van de zaakvoerder. Indien het belastbare resultaat van de vennootschap vóór aftrek van de bezoldiging 90.000 euro of meer bedraagt, moet er een minimumbezoldiging van 45.000 euro worden uitgekeerd. Als het belastbare resultaat vóór aftrek van het loon minder dan 90.000 euro bedraagt, moet het minimumloon minstens 50% van het belastbare resultaat vóór aftrek van het loon bedragen. Het uitbetaalde loon is dus gelijk aan het belastbare resultaat na aftrek van het loon. (Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2017-2018, CRIV 54 COM 825 d.d. 21 februari 2018, blz. 18, Mondelinge parlementaire vraag nr. 23647 van de heer Vincent Scourneau d.d. 21 februari 2018).

Een eventuele verhoging heeft uiteraard ook invloed op de sociale bijdragen, en eventueel ook op extralegale pensioenen. Kortom een complex vraagstuk met vele onbekenden.

Indien U er meer wenst over te weten, of een onderzoek naar een optimalisatie kan U ons steeds contacteren. We helpen U graag om tot een optimale structuur te komen.

Kosten van productvoorstelling aftrekbaar aan 100 % in de vennootschapsbelasting ?

Ondernemingen organiseren vaak evenementen om bepaalde producten of diensten in de kijker te zetten. Het is gebruikelijk om de aanwezige gasten tijdens deze evenementen een hapje of een drankje aan te bieden. Het administratief standpunt m.b.t. de aftrekbaarheid inzake de BTW voor deze kosten verschilde tot voor kort van het administratief standpunt m.b.t. de aftrekbaarheid inzake de directe belastingen.

Inzake de recuperatie van de BTW met betrekking tot ‘kosten van onthaal’ oordeelde het Hof van Cassatie reeds op 8 april 2005 dat er twee verschillende categorieën bestaan, nl. de kosten van onthaal gemaakt in het kader van (i) de ontspanning en het vermaak van klanten en leveranciers met het oog op het bestendigen van zakelijke relaties en (ii) een activiteit die hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel heeft de koper in te lichten over een product of dienst met de bedoeling de verkoop ervan te bevorderen. Laatstgenoemde kosten kwalificeren als publiciteitskosten, zodat de aftrekuitsluiting van artikel 45 §3, 3° en 4° WBTW niet van toepassing is. De administratie heeft zich neergelegd bij deze zienswijze (Beslissing nr. E.T.124.247 van 13 maart 2015).

Inzake directe belastingen aanvaardt de administratie (en de rechtspraak) in de regel niet dat receptiekosten voor 100% aftrekbaar zijn wanneer zij kwalificeren als publiciteitskosten, maar slechts aan 50 %.

In een antwoord op een recente parlementaire vraag kondigt de Minister van Financiën een versoepeld standpunt aan. De minister aanvaardt dat ”de kosten van spijzen en dranken en de cateringkosten die de belastingplichtige maakt in het kader van een evenement dat hij of zij organiseert voor bestaande of potentiële klanten en dat hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel heeft de verkoop van welbepaalde producten of diensten te bevorderen, inzake inkomstenbelasting volledig aftrekbaar zijn.”
Er moet gekeken worden naar het doel van de uitgaven en niet zozeer naar de aard ervan. Dat heeft tot gevolg dat de gemaakte kosten betreffende evenementscatering ook voor de inkomstenbelastingen beschouwd kunnen worden als publiciteitskosten en niet als receptiekosten. U moet hiervoor kunnen aantonen dat het betrokken evenement tot doel heeft om de verkoop van bepaalde producten of diensten te bevorderen (Integraal Verslag Kamercommissie Financiën en Begroting 14 maart 2018 CRIV 54 COM 544, p. 7-8, Vraag. nr. 23784 van Peter van Velthoven en Johan Klaps d.d. 14 maart 2018)

Kortom, het is noodzakelijk dat U de receptie goed commercieel inkadert.
Indien U er meer wenst over te weten, kan U ons steeds contacteren.

Vanaf 1 mei kunnen ook vrije beroepers failliet gaan

Vanaf 1 mei gelden nieuwe regels voor ondernemingen in financiële moeilijkheden. Vrije beroepen kunnen voortaan failliet gaan en een nieuwe start wordt makkelijker. Dit is echter niet voor iedereen goed nieuws: leveranciers dreigen met lege handen achter te blijven.

De nieuwe regels moeten het aantal faillissementen terugdringen. Is een faillissement toch onvermijdelijk dan krijgen eenmanszaken de kans om de draad weer op te nemen en met dezelfde of een andere activiteit te starten.

 

Alle ondernemers, dus ook zelfstandigen, kunnen voortaan een gerechtelijke reorganisatie aanvragen of failliet gaan. Een reorganisatie is bedoeld voor eenmanszaken en ondernemingen die slechts tijdelijk in financieel zwaar weer verkeren. Mits een tijdelijke bescherming tegen de schuldeisers en een reorganisatie kunnen ze de problemen het hoofd bieden.

 

Vrije beroepers zoals artsen, advocaten, notarissen, architecten, accountants, dierenartsen of kinesitherapeuten kunnen voortaan een reorganisatie doorvoeren of over de kop gaan. Hetzelfde geldt voor uitbaters van kinderdagverblijven, kunstenaars, juwelenontwerpers, componisten en zelfs voor particulieren die regelmatig een kamer verhuren via Airbnb of als zelfstandige Uber-chauffeur werken.

Ook zaakvoerders en bestuurders van vennootschappen vallen onder de nieuwe regels. Dat heeft ingrijpende gevolgen. Zijn volledige persoonlijke vermogen valt dan in het faillissement en kan verkocht worden om met de opbrengst de schuldeisers te betalen.

Niet alleen ondernemingen, maar alle rechtspersonen kunnen een gerechtelijke reorganisatie aanvragen of failliet gaan. De nieuwe regels gelden ook voor stichtingen, maatschappen of vzw’s zoals ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen of sportclubs.

 

Eenmanszaken, ondernemers die hun activiteiten niet in een vennootschap hebben ondergebracht, verdienen een tweede kans. Dat is het uitgangspunt van de nieuwe wetgeving. Ze moeten zo snel mogelijk over de middelen beschikken om een andere of gelijkaardige activiteit op te starten.

Daarom kunnen ze voortaan een volledige of een gedeeltelijke kwijtschelding van de restschulden krijgen. Dat zijn de schulden die overblijven nadat de curator de goederen van de failliete ondernemer heeft verkocht en de opbrengst heeft aangewend om de schuldeisers zo veel mogelijk terug te betalen.

In tegenstelling tot nu kunnen curatoren geen beslag meer leggen op het loon dat de ondernemer na de uitspraak van het faillissement verdient. Voortaan behoort het loon aan de ondernemer toe, zodat hij opnieuw een vermogen kan opbouwen.

De curatoren kunnen ook geen beslag meer leggen op de inkomsten die de ondernemer na de uitspraak van het faillissement te beurt vallen, zoals een erfenis.

 

Tenslotte wordt ook de drempel verlaagd waarbij een ondernemer in financiële moeilijkheden een minnelijk akkoord kan sluiten met een of meerdere schuldeisers.

 

De nieuwe regels gelden alleen voor de faillissementen die vanaf 1 mei worden uitgesproken. Op de faillissementen die eerder zijn uitgesproken blijven de oude regels van toepassing.

Bereken zelf hoeveel cash uw bedrijfswagen oplevert

Binnenkort kan u uw bedrijfswagen inleveren in ruil voor een bedrag in cash. Hoeveel euro’s dit oplevert kan u berekenen via de online tool op de website van De Tijd.

Midden maart zette het parlement het licht op groen voor de zogenaamde ‘cash for car’-regeling waardoor u uw firmawagen kan inleveren in ruil voor een bedrag aan cash, de zogenaamde mobiliteitsvergoeding.

Klik hier voor de link naar de tool op de website van De Tijd.